Archief | juni, 2015

Pesto

24 jun

Een jaar of vijfentwintig geleden waren wederhelft en ik op vakantie bij mijn moeder in Italië. Wij hadden nog geen kinderen maar dat weerhield ons er niet van een bezoek te brengen aan het enige echte Pinokkio-park in Collodi, vlakbij Lucca waar mijn moeder woonde. We zeiden wel dertig keer tegen elkaar dat we hier beslist terug moesten komen als we wel kinderen hadden, zo mooi was dit sprookjesachtige park met schitterende beelden.

De rest van de vakantie zochten we naarstig naar een betaalbare houten grote Pinokkiopop die we uiteindelijk vonden in Pisa. In een kraampje naast die toren, ja. We wilden namelijk graag iets meenemen voor in de huiskamer van ons net betrokken Vinexwijk-huisje alhoewel dat toen nog niet zo heette.

Naast Pinokkio sleepten wij nog meer dingen mee naar huis. Een rieten mandfles, pizzeriawaardig maar dan gevuld met veertig liter wijn van dat schattige boertje op het Toscaanse platteland en tien liter echte olijfolie voordat dat een hype werd in Nederland.

Denk daarbij nog een magnetron die mijn moeder in een loterij had gewonnen maar er niks mee deed en de microwave bestendige schoteltjes  die erbij hoorden. Ook had ik een gigantische pot met basilicum tussen mijn benen staan, kadootje van het marktvrouwtje. Maar dat was allemaal geen probleem , nieuwe leaseauto van de zaak en de hond die mee was had de hele achterbank voor zich alleen.

Heel vroeg aanvaarden wij de terugreis want het was toch een dikke duizend kilometer die we in één ruk wilden rijden. Nou, dat van die in één ruk lukte niet helemaal. Toen we bij Como de tunnel richting de grens inreden stond er na een geniepig bochtje ineens een file. Wij konden op tijd remmen, de auto’s achter ons niet.

De eerstvolgende knalde zo hard tegen ons aan dat Bram, de hond, ineens voor mijn voeten in de basilicum gewikkeld lag en wederhelft Pinokkio om zijn nek gevouwen had. Daar bleef het niet bij. Iedere daarna botsende auto zorgde voor een onnatuurlijke verplaatsing van de goederen in onze bolide.

Langzaam bewoog deze gehavende rij van blik zich naar het uiteinde van de tunnel. Op de eerste de beste parkeerplaats parkeerden wij onze wrakken. Uit de tunnel hoorden we nog steeds piepende remmen en het geluid van schurkend metaal.

Beverig trilbeende ik naar de kofferbak van onze auto. Ik had visioenen van olijfolie-wijn marinades en versplinterde magnetrons. Niets van dat al! Eén porseleinen schaaltje had de klap niet overleefd maar drank- en olieflessen waren wonderwel heel gebleven.

De auto niet. Met improviserend  touw en spanbanden bonden we de auto aan elkaar en reden huiswaarts. Bij de file voor de volgende tunnel trokken we veel bekijks. Maar dat kon ook komen omdat wederhelft nog steeds de neus van Pinokkio uit zijn nek had steken.