Ik schreef het al eerder en ik blijf erbij. Huisdieren zijn leuk, ze hebben alleen het nadeel dat ze dood gaan en negen van de tien keer eerder dan je kinderen of jezelf. Toen mijn broer en ik nog jong waren mochten we een cavia uitzoeken in een dierenwinkel in Nijmegen. Wij wisten niks van de slechte naam die die winkel had dus huppelden wij vrolijk met onze cavia naar huis.
Aangezien de cavia van ons allebei was stuitten wij op een klein probleempje. Hoe gaan we hij/zij noemen? Broerlief kwam met Witje, omdat hij/zij dus wit was en ik kwam met Vlies, omdat hij/zij van die lieve haast doorschijnende oortjes had. Het werd dus Witvlies. Cavia met kooi werd geplaatst in de garage en dagelijks renden wij er naar toe om te zien wie de favoriete verzorger was in de ogen van het beest.
Wij vertroetelden het huisdier. Na twee weken was hij/zij dood. We mochten hem/haar niet meer ruilen van de dierenwinkel. Misschien dat ons de hechtingsfase was gespaard maar wij begroeven Witvlies redelijk ongetraumatiseerd in het veldje naast wat hamsters en uit het nest gevallen vogeltjes.
Waar broerlief in retraite ging qua huisdier, besloot ik het toch nog eens te proberen en vroeg een kanariepiet voor mijn verjaardag. De romantische Minnie Riperton-achtige vogelkooi had ik al dus plaatste ik mijn opa en oma voor een onoverkomelijk blok. Weken in spanning werkte ik naar mijn verjaardag toe, alvast klassieke nummers instuderend om het goudgebronste keeltje van mijn vogel to be aan te leren.
Ik werd niet teleurgesteld. Ik kreeg mijn kanarie. De volgende dag stond ik extra vroeg op om met mijn kanarie, naast het normale verzorgingsschema, het uitgestippelde zangprogramma door te nemen. Met de fatalistische cavia in gedachten besloot ik de kanarie Jozef te noemen. Ik zong destijds weliswaar in een kerkkoor maar daar had dit niks mee te maken. Dit was voor de zekerheid, als er dan een god was dan zou hij toch zeker niet Jozef, zijn eigen timmerende en zingende vader te vroeg laten heengaan?
Voordat ik het requiem van Mozart in het kleine vogelstrotje had kunnen instuderen lag Jozef dood op de bodem van zijn kooi. Zelfs geen begintonen had ik in zijn kleine garnalenbreintje kunnen persen. Vanaf dat moment heb ik huisdieren opgegeven.
Ja, ik kocht ooit nog eens in een vlaag van verstandsverbijstering een zwart muisje. Dat noemde ik Tommy, naar een jongen waar ik toen, als vijftienjarige, vreselijk verliefd op was. Precies, toen de liefde over was, was muis Tommy toch al heengegaan.
Vanochtend hoorde ik een eng hoestje uit de kooi van konijn1 komen. Ik bemoei me er niet meer mee!