Archief | augustus, 2014

Flappie

27 aug

 

Ik schreef het al eerder en ik blijf erbij. Huisdieren zijn leuk, ze hebben alleen het nadeel dat ze dood gaan en negen van de tien keer eerder dan je kinderen of jezelf. Toen mijn broer en ik nog jong waren mochten we een cavia uitzoeken in een dierenwinkel in Nijmegen. Wij wisten niks van de slechte naam die die winkel had dus huppelden wij vrolijk met onze cavia naar huis.

Aangezien de cavia van ons allebei was stuitten wij op een klein probleempje. Hoe gaan we hij/zij noemen? Broerlief kwam met Witje, omdat hij/zij dus wit was en ik kwam met Vlies, omdat hij/zij van die lieve haast doorschijnende oortjes had. Het werd dus Witvlies. Cavia met kooi werd geplaatst in de garage en dagelijks renden wij er naar toe om te zien wie de favoriete verzorger was in de ogen van het beest.

Wij vertroetelden het huisdier. Na twee weken was hij/zij dood. We mochten hem/haar  niet meer ruilen van de dierenwinkel. Misschien dat ons de hechtingsfase was gespaard maar wij begroeven Witvlies redelijk ongetraumatiseerd in het veldje naast wat hamsters en uit het nest gevallen vogeltjes.

Waar broerlief in retraite ging qua huisdier, besloot ik het toch nog eens te proberen en vroeg een kanariepiet voor mijn verjaardag. De romantische Minnie Riperton-achtige vogelkooi had ik al dus plaatste ik mijn opa en oma voor een onoverkomelijk blok. Weken in spanning werkte ik naar mijn verjaardag toe, alvast klassieke nummers instuderend om het goudgebronste keeltje van mijn vogel to be aan te leren.

Ik werd niet teleurgesteld. Ik kreeg mijn kanarie. De volgende dag stond ik extra vroeg op om met mijn kanarie, naast het normale verzorgingsschema,  het uitgestippelde zangprogramma door te nemen. Met de fatalistische cavia in gedachten besloot ik de kanarie Jozef te noemen. Ik zong destijds weliswaar in een kerkkoor maar daar had dit niks mee te maken. Dit was voor de zekerheid, als er dan een god was dan zou hij toch zeker niet Jozef, zijn eigen timmerende en zingende vader te vroeg laten heengaan?

Voordat ik het requiem van Mozart in het kleine vogelstrotje had kunnen instuderen lag Jozef dood op de bodem van zijn kooi. Zelfs geen begintonen had ik in zijn kleine garnalenbreintje kunnen persen. Vanaf dat moment heb ik huisdieren opgegeven.

Ja, ik kocht ooit nog eens in een vlaag van verstandsverbijstering een zwart muisje. Dat noemde ik Tommy, naar een jongen waar ik toen, als vijftienjarige, vreselijk verliefd op was. Precies, toen de liefde over was, was muis Tommy toch al heengegaan.

Vanochtend hoorde ik een eng hoestje uit de kooi van konijn1 komen. Ik bemoei me er niet meer mee!

rechts heeft voorrang!

25 aug

 

Zoon3 is al dagen aan het leren voor zijn theorie examen. Let wel, voor de scooter, hè? Want dat moet ook tegenwoordig. Sprong je vroeger als nozem gewoon op je Tomos of Zundapp en maakte je ’s Neerlands wegen onveilig zonder helm ook nog eens, nu kan dat niet meer.

Er worden prijzige cursussen voor het theoriegedeelte gegeven en voor het praktijkexamen rijd je minstens een paar keer de provincie rond voordat je opmag. En denk nou niet te makkelijk over dit alles, zoals ik deed ooit. Op vijfentwintig jarige leeftijd moest ik theorie-examen doen voor mijn rijbewijs-B. HBO-opleiding keurig afgerond, werkzaam bij een verzekeringsmaatschappij, ik zou dat examentje wel even doen. Ik las het boekje een paar keer door en ging vol vertrouwen naar het CBR in Utrecht.

Dat viel tegen. Ik zakte als een baksteen. Dus ben ik blij dat zoon3 zo’n cursusje volgt en tot diep in de nacht met zijn neus in de theorieboeken zit. Ik verbaas mij niet als ik hem ’s ochtends in de badkamer politieman gebaren zie oefenen en tijdens het eten speelt hij gevaarlijke verkeerssituaties na met de doperwten op zijn bord.

De eerste cursusdag was in Arnhem had wederhelft gezegd dus zaterdagochtend vroeg reed ik zoon3 met de auto daarnaar toe. Wij kwamen tien voor negen aan maar zagen geen tekenen van leven. Dicht hek, geen leergierige medescooteraars. Na een telefoontje aan het thuisfront bleek dat wij een ander gebouw in Arnhem moesten hebben.  Met vijf minuten speling presteerde ik het om een goed voorbeeld te geven en zonder noemenswaardige overtredingen het andere pand te vinden.

Toen wij daar om precies op negen uur arriveerden, was ook hier niets te zien. Geen fietsen, geen moeders met auto’s, geen receptionistes of docenten. Op dat moment begon mijn linkerooglid te trillen. Ik heb een hekel aan te laat te komen. Een paar dagen ervoor waren zoon3 en ik toevallig door een wegomlegging vreselijk verdwaald en nog vreselijker te laat gekomen voor een andere afspraak en daar droomde ik nog van.

Naarstig greep zoon3 zijn mobiel en belde naar huis. Wederhelft had immers de afspraak met de rijschool gemaakt, misschien wist hij waar we dan wel moesten zijn. Door de telefoon hoorden wij nerveus geritsel in papier stapels en uiteindelijk een piepstem die zei:” Jullie moeten in Nijmegen zijn…”

Als zoon3 zakt voor zijn theorie dan is dat mijn schuld. Ik heb minstens twee begrafenisstoeten doorbroken, vier rode lichten genegeerd, zes fietsers geen voorrang verleend en een arm van een aanwijzingen gevende politieman van zijn romp gereden.

wat zei je?

18 aug

Een maand of twee geleden bezocht ik mijn gehoorapparatenwinkeltje om mijn oortjes iets te laten bijstellen. Te vaak mopperden gezinsleden als ik weer eens vroeg’ Wat zei je?’ Ook renden de kassameisjes van de Albert Hein nog wel eens wildsnikkend en gekwetst weg en maakten onbekende mannen vreemde heupbewegingen als ik gokte en ‘Ja ‘ zei op hun vraag.

De mevrouw van de oortjeswinkel keek op haar computerschermpje en zei streng doch vriendelijk dat ik aan nieuwe hoorapparaten toe was. Deze waren al vijf jaar oud. Ik wist nog wat die krengen gekost hadden en zakte door mijn knieën. Vertelde over mijn auto die niet door de APK was gekomen, dat zoon3 net jarig was geweest en dat ik niet verder had kunnen leven zonder dat éne mooie jurkje. Ik vroeg om een jaar uitstel.

Gelukkig was de oortjesmevrouw niet de beroerdste en pakte een tiental snoertjes en haar laptopje om mijn apparaten een flinke boost te geven. Twee dagen daarna was oortje links zo goed als dood en oortje rechts viel uit bij bepaalde vage tonen. Ik vermoedde een complot.

Oortje links viel niet meer te redden voor een schappelijke prijs en oortje rechts had ik toch echt nodig voor al het lieflijks en verleidelijks dat er soms richting mijn aambeeld en slakkenhuis gefluisterd werd. Dus maakte ik een afspraak voor een gedegen gehoortest en nam alvast afscheid van mijn Cerise Metallic gekleurde exemplaren.

De oortjesmevrouw was op vakantie maar de oortjesmeneer zou mij verder helpen. Ik kreeg een grote koptelefoon op mijn hoofd waardoor ik piepjes zou moeten waarnemen. Eerst rechts en dan links. Dat was hard werken aangezien ik ook al van mijzelf piepjes en fluitjes in mijn oren heb. Het was dan ook moeilijk te horen of de piepjes van hun of van mijzelf kwamen. Vanuit mijn ooghoek zag ik de Hoortestmeneer wanhopig in zijn haren grijpen want door mijn ‘Ik gok hier maar wat-methode’ was er geen peil te trekken op mijn ontvankelijke gehoor.

Daarna kreeg ik een zwart blokje áchter mijn oor geplaatst dat trillingen via mijn schedel  stuurde en  ik wederom een piepje zou moeten horen. Het zag er vreemd en eng uit maar de Hoortestmeneer verzekerde me dat ik geen ernstige vorm van afasie of hondsdolheid zou oplopen. Toch was het raar dat ik piepjes hoorde met mijn linkeroor terwijl ik die had moeten ontvangen met mijn rechter…

Gelukkig kwamen we toen aan het laatste deel van de test. Wederom kreeg ik zwaar gecapitonneerde koptelefoons op. Nu moest ik de woordjes die ik hoorde weergeven. Ik mocht ook raden als ik het niet zeker wist. Nou, makkie toch? Ik ging er helemaal voorzitten en gaf het sein ‘Laat maar komen’. Het eerste woord dat ik hoorde was ‘Kut’

Volgende week zijn ze klaar, mijn nieuwe oortjes.

educatief momentje

9 aug

 

Je kent ze wel. Country fairs, boerenmarkten en buitengebeurens. De koeien zijn tijdelijk uit de wei gehaald en er staan nu kraampjes op hun plek. Bij de één kun je brocante en antiek kopen, er zijn uiteraard oude ambachten, bijenhouders, kraampjes met paardenmelk ( jek) en een standje met ‘Red de ….. invullen welk dier op dat moment met uitsterven wordt bedreigd. En verse onbespoten groenten en fruitwaren.

Toen er dus in de buurt zo’n happening was, gooide ik mijn zonen in de als tractor vermomde Volvo en ploegde door het platteland. Gelukkig waren mijn jongens ook op jonge leeftijd al geïnteresseerd in natuur en dier zodat ze niet meteen begonnen te gillen toen bleek dat er geen McDonalds kraampje was.

Er stond een lange rij oude en antieke tractors opgesteld en die moesten natuurlijk allemaal even ‘gepast’ worden. Vervolgens liepen we naar een standje waar dierenskeletten te zien waren. Hou jongens van drie, zeven en negen daar maar eens vandaan!

Aangezien we de enigen waren kregen we van de meneer, die volgens zijn naamkaartje van Ouwehands was, een privécollege. Duidelijk in zijn element spuide hij zijn kennis over de hoofdjes van mijn leergierig nageslacht. Dat genot van lesgeven verflauwde ietwat toen hij trots drie uilenballen om uit te pluizen had neergelegd op de toonbank. Nuffig staken mijn zoontjes hun neusjes in de lucht en zeiden: “Die hebben we thuis ook, dat kennen we al.”

Ik zag de man zijn teleurstelling verbergen en al gauw herpakte hij zich. Geniepig dook hij onder de toonbank, op zoek naar grover geschut. Hij zette een grote doos neer en haalde daar voorzichtig een dierenkaakje uit. “Hah” zei hij: “Van welk dier zijn deze tanden en kiezen? “ en hij gaf wat aanwijzingen. “Van een egel” zei zoon3 en gaapte wat overdreven achter zijn handje. Die arme man kon toch ook niet weten dat zoon3 botjes en kaken van beesten verzamelde?

Naarmate er meer tanden en kiezen uit de doos kwamen, begon de man steeds heviger te zweten. Die snertkinderen hadden het telkens goed. Het werd zijn persoonlijke missie! Hij moest en zou een kaak tevoorschijn toveren waarvan mijn zonen niet zouden weten van welk beest het was!

Misschien had ik op dat moment moeten melden dat opa tandarts was en dat mijn mannen misschien een licht genetisch voordeel hadden. Dat deed ik natuurlijk niet, ik zat op een krukje onwaarschijnlijk trots te zijn op mijn zonen.

Uit de kofferbak van zijn auto haalde de man een langwerpige doos. Met trillende vingers tilde hij voorzichtig een grote onderkaak er uit. “Het is niet van een vis” was de enige aanwijzing die hij gaf.

Zoon1 trok een Nobelprijswinnaars wenkbrauwtje op en dacht even na. “Dolfijn”. Dat trok onze Ouwehands man niet meer,  ‘snotneuzen’ mompelend en klagend verzamelde hij al zijn kaken en tanden en gooide die weer in de doos. Met zijn rug naar ons toe ging hij in een hoekje zitten mokken.

Wij gingen op weg naar het volgende kraampje. Ha, leuk, dierensporen in het zand raden!! Maar voordat we daar aankwamen werden we door de, inmiddels gealarmeerde ordedienst, zachtjes doch dwingend afgevoerd naar het parkeerterrein…

 

 

draaideurconstructie

6 aug

 

Het ziekenhuis waar ik zo nu en dan kom heeft zo’n enge vissenkomdraaideurachtige ingang. Een soort schoepenrad waar je alleen met de juiste timing in kan springen om er weer uit te komen. Ik snap dat eigenlijk niet zo. Hadden we het over de ingang van bijvoorbeeld de Ikea, ja vooruit. Daar staat een springende massa kooplustige mensenmassa te wachten om er in te worden gelaten. Ik kan me zo voorstellen dat je dat enthousiasme wat minder hebt bij het betreden van een ziekenhuis.

En ook bij het verlaten van het gevoelsmatig wat dubieus pand als een ziekenhuis, zie ik de mensheid niet spits reageren op het juiste moment  dat ze die roterende draaimolen moeten bestijgen. En dan heb ik het nog niet eens over de mensen voor en achter je. Op een of ander manier moet dat allemaal vloeibaar in de beschikte ruimte kunnen passen.

Het gaat om het juiste moment, de perfecte timing van je voet om in het ronddraaiende proces mee te kunnen doen. Zo durfde ik jarenlang als klein meisje niet de roltrap in de V&D naar beneden te nemen. Ik stond daar bovenaan met mijn voet bungelend boven de neerwaarts gaande treden te wachten op het juiste moment. Wachtte ik een seconde te lang dan moest ik blijven staan. Dit alles was een langdurig proces, mensen achter mij begonnen te vloeken of voor Dokter Phil te spelen alhoewel niemand die toen al kende.

Goed, ik kwam dus uit het ziekenhuis, het was nog vroeg en de mensenmeute moest nog op gang komen. Dus heerlijk rustig stapte ik in mijn eentje de draaimolen des doods in. Naast deze contraptie is een gewone deur die met één druk op de knop geopend kan worden. Bedoeld voor mensen in een rolstoel want je wil je niet voorstellen hoe dat moet met een rolstoel in die helse sapcentrifuge.

Toen ik halverwege de draai was zag ik in mijn ooghoek een man door de rolstoelingang heen snellen. Het was een heel klein ooghoekje maar toch registreerden mijn hersens: “Bekend persoon! Bekend persoon!”  Bij een tweede, goede, blik bleek dat ook zo te zijn. Het was mijn vader. In een reflex draaide ik me half om en riep zijn naam. Hij reageerde niet dus klapte ik luid in mijn handen. Ik vergat dat ik in een hermetisch, luchtdicht afgesloten langzaam draaiende ruimte zat.

En toen deed ik iets waar deze moderne sluistoestellen niet op berekend zijn. Ik keerde om en liep in tegengestelde richting. Ja hallo, het was wel mijn vader, hoor! Door allerlei ingebouwde veiligheidsmaatregelen stokte het mechanisme en bleef ik in het zwarte gat tussen binnen en buiten hangen. En het was zo rustig op dat tijdstip…

Een paar minuten bleef ik in mijn vissenkomgevangenis hangen, ik piepte nog zachtjes “Papa” en zo noem ik hem al dertig jaar niet meer. Kun je nagaan. Uiteindelijk kwam er iemand aan die ook naar buiten wilden en het monster startte weer langzaam op. Dankbaar zuurstof opsnuivend stond ik buiten. Mijn vader zag ik niet meer en ik durfde niet meer terug.

me tarzan, you jane

5 aug

 

Alle drie mijn zonen hebben oerdegelijke Hollandsche namen. A la Kees en Willem maar dan anders. Ik trapte indertijd niet in de val die je je kind Koen of Anna liet noemen. Dat deden teveel mensen zodat mijn jongens in de klas zaten met drie Nick’s,  vier Sophie’s en  vijf Kevin’s. In die tijd keek je dan ook helemaal niet op van alweer zo’n ooievaar in de voortuin met bungelend naambordje “Mees” of “Emma”.

Dus toen zoon1 eens huppelend na een telefoontje van Katinka door de gang heen rolde, was ik aardig gerustgesteld qua namen van toekomstige schoondochters. Helaas belde zij niet meer en tegen de tijd dat zoon3 zich met het andere geslacht ging bezig houden hoorde ik Tessa en Lisa.

Toen ik nog op de lagere school zat heetten de meeste jongens Hans of Paul. Er zat één Louie in mijn klas, exotischer hadden we niet. De meisjesnamen waren duidelijk uit de Franse periode. Monique, Angelique, Jacqueline, Manon, Dominique en Desiree.

Waren mijn jongens meisjes geweest dan hadden ze Charlotte, Martijn en Hannah geheten. Hierdoor  kunnen ze nog wel eens oogbol rollend van de bank afglijden. De afschuw!! Zo heten meisjes niet! Die heten Britt, Indi-Sun, Yaël of Aleesha.

Met dit in gedachten is zoon3 dan ook helemaal niet blij met zijn  naam. De vrienden heten Diego, Jason, Jim of Yannick. Tijdens  de afgelopen WK wedstrijden riep hij dan ook geïnspireerd dat hij voortaan Memphis genoemd wilde worden. Dit heb ik er uit kunnen slaan.

Het lijkt wel of alle aanstaande ouders alleen maar naar Amerikaanse soapseries kijken en hun kinderen opzadelen met een, zonder spellen, niet te reproduceren naam. Heel hun leven moeten deze kinderen zeggen: Nee, met twee keer een ‘e ‘ en ‘ch’ in plaats van een ‘g ‘ om fouten in identiteitspapieren te voorkomen.

Gelukkig geven hun achternamen geen problemen. Stevige uit de klei getrokken namen als Jansen, De Vries of De Jong. “Chastitty van Wijk, neemt u tot uw wettige echtgenoot Freedom Dirksen? “ Nee, hè?

Heb ik het nog niet eens gehad over de arme meisjes die Maartje, Brechtje, of Lotje heten. Groeiden zij uit tot potige dames, voelden ze zich verplicht hun namen zonder ‘je’ te noemen. Maar goed, als ik een jongen was geweest hadden ze me Bart genoemd. Klinkt ook niet, Bartindekop….

was het maar niet gebeurd.

4 aug

 

Toen zoon3 eens een volle schep zand in zijn gezicht kreeg tijdens het spelen in de zandbak moesten we naar de huisarts. U denkt wellicht “Kom, kom, voor een beetje zand in je oog doe je dat toch niet?” Nou wel dus want toen ik eindelijk zijn ooglid omhoog kon doen zag ik alleen maar zand en geen pupil of oogwit meer. De dienstdoende huisarts had al twee keer telefonisch gemeld dat wij moesten spoelen met water maar tegen deze zandbank viel niet  op te spoelen.

Dus hop, de hele familie in de auto geladen en op weg naar de praktijk, zo’n tien kilometer verderop. Onderweg prevelde zoon3 “Ik wou dat het niet gebeurd was” en sindsdien is dat mijn credo bij onverkwikkelijke zaken en ander rampspoed. In dat ene zinnetje kun je je hele leed en “Als, als” verzoekingen kwijt.

Diezelfde zoon ging met gepast enthousiasme naar de basisschool. Mooi afscheidsfeestje op de speelzaal en natuurlijk kadootjes voor zijn vierde verjaardag. Na twee dagen kwam hij naar me toe en vroeg of hij terug mocht naar de peuterspeelzaal. Ik vertelde hem braaf dat dat niet kon en dat van de koningin alle kinderen van vier jaar naar de basisschool moesten. Hij probeerde het nog wel. “En als ik nou al mijn kadootjes terug geef?”

Zo zat zoon3 verhoudingsgewijs het meest bij mij in de auto. Bij het wegbrengen en ophalen van de andere zonen naar scholen, clubs, zwemlessen, dyslexietrainingen en vriendjes zat hij altijd noodgedwongen in zijn kinderzitje naast mij.

Nu kan iedere psycholoog je vertellen dat de mens, binnen de beschermende omgeving van zijn auto, een grotere mond heeft dan daarbuiten. Ik bijvoorbeeld zou het niet wagen om iemand de vinger te geven midden in een drukke winkelstraat. Zit ik echter in mijn auto dan durf ik veel meer. Dus toen op een parkeerterrein een man nogal omslachtig probeerde een deuk in mijn  auto te rijden, gilde ik luidkeels “Lul, kijk toch uit, idiote lul!!” Zedig draaide zoon3 zijn koppie naar me toe en zei “Dat is geen lul, mam. Dat is een mens. ”