Poep

11 dec

Mijn nanny jochie van net drie zit gevangen in het project zindelijkheidstraining. De fase van het ongemerkt laten vloeien van zijn lichaamssecreten moest nou maar eens over zijn. De eerste keer dat het potje pontificaal in de huiskamer stond was hij nog erg enthousiast. Er viel een mooi drolletje in de po maar dat had waarschijnlijk te maken met de tijdsduur (zo’n twintig minuten) en de zwaartekracht.

Ik prees hem de hemel in en dat had ik beter niet kunnen doen. Toen ik de po van hem wilde overnemen om de drol in de echte wc te gooien klemde hij zijn armpjes eromheen ( de po, niet de drol) en riep: ” Nee, mijn!!”

Op één van de volgende dagen trok ik ’s ochtends zijn luier uit en zei dat we gingen oefenen met een echte jongens onderbroek. Dat vond hij wel wat, het voelde ook veel lekkerder aan zijn kont. Ik had een heel gesprek met hem over zindelijk worden. Dat dat niet zo maar in één dag kon gebeuren en dat hij moest luisteren naar de kriebel in zijn buikje en zijn piemel. Maar dat het absoluut niet erg was als hij dat niet op tijd zou horen.

De eerste keer die dag rende hij naar mij toe en riep: “Ik luister naar me piemo!!” Hij trok haastig zijn broekjes naar beneden en plofte op het potje. Nou was het een smal potje zodat zijn piemeltje buitenboord bleef steken zodat hij toch zijn hele broek en onderbroek én vloer kleddernat pieste. Maar ik rekende het goed, een snoepje verdiend. Aan het eind van de dag waren we drie natte broeken verder maar voldaan.

De volgende dag kwam hij triomfantelijk naar mij toe rennen en riep: “Ik poep!” Ik riep nog “ga naar de po!” maar hij liet de drol zoals hij gewend was in zijn onderbroek neerdalen.

Toen hij die middag in de vensterbank zat te wachten tot zijn vader thuis zou komen keek hij opeens verbijsterd naar beneden. Tussen zijn broekspijpjes stroomde een gestage straal van opgespaarde urine vrolijk tussen de planten en over de verwarming heen. ” Nee piemol luis….” sprak hij teleurgesteld.

De volgende dag nam ik een wc-bril verkleiner voor hem mee. Kon hij net als papa op de echte wc poepen en plassen. Speciaal voor hem ( het nannykind, niet de papa) stonden op de bril plaatjes van zijn favoriete tekenfilm. Hij was er erg blij mee vooral toen hij ontdekte dat de bril precies over zijn hoofdje paste. De rest van de dag liep hij met zijn Paw Patrol wc-bril trots door het huis te paraderen. Dat gaat helemaal goedkomen.

Note to myself: Morgen extra onderbroekjes bij de Zeeman gaan kopen.

Bekväm

2 jan

Vanmiddag was ik met Zoon1 naar de Ikea. Hij zocht een bankstel en ik had handige kruidenrekjes, Bekväm, gespot in de catalogus van 2019. Half Nederland blijkbaar ook want we moesten mijn auto ongeveer op het dak parkeren en werden als koopzieke schapen het woonwinkelwarenhuis in gedreven. Ik had van tevoren al tegen Zoon1 gezegd dat hij er voor moest zorgen dat ik niet mijn hele gele Ikea tas zou volproppen met dingen waar ik niet voor kwam. Alleen maar vier Bekvämpjes.

Liep ik richting leuke bijzettafeltjes dan schreeuwde hij voluit: “Nee, mam, daar heb je geen plaats voor!” Bleef ik iets te lang hangen bij een mooi tapijt “Nee, mam, je hebt al een vloerkleed!” Bij de vetplanten en cactussen “Mam, jij laat zelfs een cactus verdrogen.” En die mooie dekbedhoezen “Te duur, mam, te duur”.

Ondertussen propte hij zijn gele tas vol met glazen voedselbewaarbakjes want al zijn plastic exemplaren waren vervormd en rood aangeslagen door oververhitte pastasaus in de magnetron.

Jaloers keek ik naar die gele, zwellende bult over zijn rechterschouder maar ik hield stand. Wel zag ik kans om dertig geurige waxinelichtjes in mijn eigen tas te laten glijden, Zoon1 was me in de drukte kwijtgeraakt.

Een meter of vijfhonderd lange rij stond voor bijna iedere kassa dus toen ik een relatief kort rijtje zag stoof ik daar als een Zweedse eland op af. “Snel” riep ik over mijn schouder naar Zoon1 die nog wat spaarlampjes in de gele bult wierp. Ik wilde mijn Bekvämpjes al op de kassaband leggen maar keek verbaasd op mij heen. “Ja, mam, dit is een zelf-scankassa.”

Toen brak het koude zweet mij uit. Ik ben niet zo van die zelf-doen-moderne-dingesen. Nog regelmatig vallen hele busdiensten uit omdat ik iets verkeerd doe bij het inchecken met mijn OV-chipkaart. Een treinkaartje kopen doe ik principieel niet meer en mijn bonuskaart hou ik standaard verkeerd voor het lezende oog. “Help” zei ik zachtjes tegen Zoon1 maar die keek mij minachtend aan. “Hartstikke makkelijk, trut” zei hij. Dus nu heb ik betaald voor zestien Bekväms, negentig geurwaxinelichtjes en een papieren Ikea tas ter waarde van vijf euro.

Omdat ik het bonnetje niet uit het apparaat had gehaald moest ik over het hekje klimmen dat alleen openging door de kassabon te scannen. Achter me hoorde ik Zoon1 zeggen: “Mijn moeder? Nee, ik ken die vrouw niet.”

Zoon1 des Bouvrie

19 dec

Mijn oudste zoon. De eerstgeborene.  Die jarenlang van zijn kamer een No Go Area maakte. En als ik dan eens  een beginnetje maakte met het opruimen van de zooi, haakte ik snel af na het vinden van 137 Pringles dozen volgepropt  met lege pistachenootjes schilletjes. Waarom? ”Waarom ? ” vroeg ik mijn kind. Ik vroeg het zo dikwijls maar kreeg nooit antwoord.

Trap je nooit in een rondvliegend schroefje? Waar is je vuile was? Hoe vind je je bed terug in die troep? Hoe beweeg je je überhaupt in het donker voort? Het heeft een naam. Hoarding. En ondanks het feit dat zoon1 een prettig hoog IQ heeft, verdacht ik hem daar soms wel van.

De totale desinteresse over hoe zijn kamer er uitzag, de oorlogsverklaringen mijnerzijds, dat ik weigerde zijn kamer nog schoon te maken, het deed hem allemaal niets. Ik hield mijn hart vast als ik dacht aan de tijd dat hij op zich zelf zou gaan wonen.

Gister ging ik kijken. Naar zijn eigen gekochte flat waar hij sinds het weekend woont. Ik schrok! Ik kon gewoon naar binnen lopen. De vloer was te zien en in plaats van her en der rondverspreid lagen er nu keurige stapeltjes met gescheiden afval, klaar voor de kliko.

Hij was naar meubelzaken geweest en dat zag ik. Gigantische eettafel met stoelen ( Ja, mam, die hoezen kunnen er af en kan ik dus wassen en eventueel van kleur wisselen), hanglampen die matchenden met de gordijnen , een strak bureau met nette opberglades, een tweepersoonsbed (Je weet maar nooit, dacht ik), een dankzij vrienden meer dan gevulde besteklade in de keuken. Ik was er stil van.

Toen gingen we samen nog even naar de Ikea omdat zoon1 nog wat kleine dingetjes nodig had en mijn auto groter is dan de zijne. En dat was maar goed ook. Voor mijn ogen ontsprong de latente Jan des Bouvrie die mijn zoon toch altijd geweest had moeten zijn. De megashopper werd volgestouwd met servies, lampjes voor op de nachtkastjes, tweepersoons dekbedden uiteraard met twee verschillende maar bij elkaar passende hoezen, snijplankjes voor in de keuken ( na een half uurtje dubben toch de groene genomen) , een extra ladenkastje voor het bureau en over het dressoir wilde hij nog even nadenken. Niet dat dat nog in mijn Volvo had gepast…

Ik keek verbijsterd naar dit creatuur. Mijn bloedeigen zoon, die lege cola flessen als jacht trofeeën liet slingeren in zijn hol en het geen reet interesseerde hoe zijn kamer er uit zag, verdiepte zich ineens in de kwaliteit van donzen dekbedden, de lichtsterkte van bedlampjes en ophangsystemen voor gordijnen  en of de kleuren wel bij elkaar pasten.

Volgeladen reden we Duiven uit richting zijn kraakverse eigen plek. Toen we alles naar boven hadden gebracht vroeg hij: “Wil je misschien wat drinken?” Opvoeding geslaagd, dacht ik zo.

 

Dat het moeilijk was voor mij om hem daar in zijn eentje achter te laten, zal iedere moeder begrijpen. Het grote loslaten.  En alle dingen die we meegemaakt hebben. Hij woont op tien minuutjes afstand van mij. Ongeveer een half pakje papieren zakdoekjes.

Computergames

9 aug

Zoon2 kwam na veertien dagen Dover, Engeland terug naar huis en hij nam twee vrienden mee. Eentje uit Engeland en eentje uit Noorwegen. Met zijn drieën zouden ze hier nog een weekje gamen. Computergamen, iets met LAN of zo. Mij maakte het allemaal niets uit, veels te leuk om vrienden van je kinderen te ontvangen. Van de indertijd half gereed gekomen Bed&Breakfast maakte ik een acceptabel jonge mannenverblijf, alleen douchen moest met koud water.

Dinsdagochtendvroeg zou Zoon2 met zijn kornuiten aankomen op Centraal Station Nijmegen, na een nachtelijke bus en bootreis. Wederhelft had het kortste strootje getrokken en zou vroeg opstaan om ze op te halen. Pech voor hem en dat bleek wel want om kwart over acht belde hij op. “Ik sta met pech midden op het Trajanusplein” zei hij. Ja, vervelend maar kon hij dan niet beter de ANWB bellen? Dat had hij natuurlijk al gedaan maar achterin zijn auto zaten die Noor en die Engelsman. En Zoon2. Ik sprak af dat als het te lang zou duren, ik de jongens zou oppikken.

Na drie kwartier belde Zoon2. “Kun je ons ophalen, pa is weggesleept met de ANWB-wagen. We staan achter het NEC-bord”.  Dat was op zich al een onheilsbode gezien de resultaten de laatste tijd, maar dat bord staat ook zo ongeveer midden tussen zes drukke uitgaande wegen en vijf nog drukkere ingangswegen van Nijmegen. Daar kon ik echt niet even rustig stilstaan en drie mannen plus koffers vol computerapparatuur inladen.

Op hoop van zegen sprong ik in de auto en reed zuidwaarts. Op het bewuste punt zag ik ze staan en gebaarde en zwaaide hevig in linker richting waar ik heen reed omdat ik daar een sneaky omweggetje wist. Maar zoals altijd bij sneaky omweggetjes was de route plotseling anders en er was een straat opgebroken. Daar stond ik dan, kon niet keren alleen maar verder de diepe krochten der stad in. En dat is niets voor mij. Ik belde Zoon2 maar zoals dat gaat met sneaky omweggetjes, gaat dat ook met mobiele telefoons, zijn batterij was leeg.

Dus zat er niks anders op de auto ergens te parkeren en naar het punt te lopen waar ik voor het laatst een glimp van mijn kind had gezien. Na over vier stratenmakers en vijf bouwvakkers te zijn gestruikeld waarbij mijn korte jurkje gevoelsmatig alleen maar korter werd, vond mijn spiedend oog dan eindelijk mijn zoon.

Inmiddels was het tien uur, de drie mannen waren al uren onderweg, moe, vies en hongerig. Toen ze me zagen vielen ze met slepende tred in mijn armen en droeg ik ze als Moeder Theresa naar mijn auto, vijf kilometer verderop. De Noor kreunde nog even want hij moest alweer in een Volvo waar ze net pech mee hadden gehad. En ik weet eigenlijk niet hoe de verhoudingen liggen tussen die twee buurlanden. Maar moe als ze waren namen ze weinig van de omgeving op, ik hoorde een hongerige kreun bij het passeren van een McDonaldsbord en een angstkreetje toen ik met zeventig kilometer de dijk op scheurde want die hebben ze daar niet.

Thuis waren de bedden slaapklaar en geruime tijd was het stil in het opvangcentrum. Toen ik ze een brunch van stapels gebakken eieren met spek had gebracht zei de Noor: “Please, let me hug you! Those were the best bacon and eggs I’ve ever had!” Blij hiermee liep ik ons huis weer in waar wederhelft kwijlend een nieuwe Volvo zat uit te zoeken want er was iets met een distributieriem en kosten. Die heb ik snel uit de droom geholpen, hij mag de mijne hebben. Ik ga op zoek naar een Noorse auto.

Catweazle

22 jul

Het was de laatste dag van de Vierdaagse. Alle wandelaars waren al lang binnen en langzaam aan werden de straten weer beschikbaar voor al het andere verkeer. Ik liep naar buiten om de brievenbus leeg te halen maar zo als gewoonlijk zat er niks in. Toen hoorde ik een stem. Ik draaide me om en stond oog in oog met Catweazle. Goed, zijn baard was iets beter getrimd en hij droeg een brilletje maar het had zijn broer kunnen zijn. Ook droeg hij geen middeleeuws monnikengewaad maar een groene, wijd uit wapperende waxcoat die duidelijk in de winter van 1903 het laatst in de wax was gezet.

Catweazle zei van alles maar ik stond net iets te ver weg om hem te verstaan. Daarnaast bleek hij Engels te spreken en dat verwacht je niet zo een, twee, drie op het Betuwse platteland, zelfs niet in de Vierdaagse week. Toen mijn hersens de taalomschakeling hadden gemaakt en ik dichterbij stond begreep ik dat Catweazle om een glas water vroeg. Daarbij gesticuleerde hij heftig met zijn knoestige wandelstok in de richting van de boerderij verderop. “They’re closed!” Dat klopt, buurman heeft een landwinkel annex theeschenkerij maar die zat op dit tijdstip allang uit te buiken op de bank.

Maar Catweazle had dus dorst. Hij verzekerde me dat hij op de straat zou blijven staan en dus niet ineens met een horde verstopte kompanen in mijn keuken zou staan om mij te beroven of anderszins. Gelukkig ben ik erg naïef en was dat idee niet eens bij me opgekomen.

Toen ik terug kwam met een glas water bleef hij maar Thank you so very much-en en ik vond dat ik mijn karmapunten voor die dag wel verdiend had. Al kloekend keek Catweazle mij aan en vertelde dat er een tractor volgeladen met pruimen langs was gereden en dat er drie volmaakte pruimen van de kar waren gerold, precies voor zijn voeten. Dit kleine gelukje liet zijn oogjes stralen en hij smakte met zijn lippen bij de herinnering.

Het glas was leeg en onder duizende dankbetuigingen gaf hij het terug. “I wish you a very nice weekend and thank you ever so much!!” Ik zei hem gedag maar hij bleef maar Thank you so much zeggen zodat ik niet met goed fatsoen me om kon draaien en naar binnen kon lopen. Na vijf minuten deed ik dat toch maar. In de bocht van de weg hoorde ik hem nog steeds. “Thank you!”. Op het grind liep een pad. Waarschijnlijk Touchwood.

Tussen kunst en kitsch.

8 apr

Op het laatste nippertje (term die ik wel vaker bezig bij dit kind) kreeg zoon3 de kans om een studieplek te bemachtigen op de Design Academy Eindhoven. Ja, wij noemen dat nog steeds gewoon de kunstacademie maar tegenwoordig gaat alles in het Engels. Zo ook de presentatie van de portfolio van zoon3. Dat was echter geen probleem, als echte kinderen van de computergames-generatie  spreken en schrijven mijn zonen beter Engels dan Nederlands.

Maar goed, naast zijn portfolio moest zoon3 ook een serie opdrachten maken. Drie ontwerpen van gebruiksvoorwerpen in een minimalistisch design. En voorbeelden van, in zijn ogen, een goed design en een mislukt design. Omdat hij in de week voorafgaand schoolexamens had gehad was het met de voorbereidingen een beetje misgelopen. Met die van de schoolexamens ook overigens maar dat is een ander verhaal.

Op dinsdagmiddag stormde hij het huis in, beladen met materialen, verfkwasten, betonboren en papieren. Als gezin ontkwamen we niet aan de stagnerende ontwerpdrift van zoon3. We werden meegesleurd. Tijdens het avondeten werd elk voorwerp ter tafel opgepakt, bekeken en verbrainstormd naar een strak design. Zoon3, nu al een arrogant ontwerper verwierp al onze suggesties maar kwam daardoor wel op andere ideeën. Zoals het hoort. Tegen half zeven verdween hij naar de grote schuur.

Toen ik om vier uur die ochtend naar de wc liep kwam hij net de trap op met bijzonder a-minimalistische wallen onder zijn ogen. Maar hij was klaar, zei hij. De volgende ochtend, een uurtje voor zijn trein vertrok, bleek dat ‘klaar’ toch iets anders te zijn dan in die vroege ochtenduren. Al het werk in de portfolio (tekeningen, ontworpen kleding, bouwplaten van stoelen, mechanische handen, foto’s, houtbewerkingen en papieren) moesten nog even worden uitgeprint. Even. Ja.  En toen was de inkt van de printer op en konden we nergens de verse cartridges vinden in het doolhof van wederhelfts kantoor die telefonisch onbereikbaar was.

Op dit punt kregen zoon3 en ik allebei een zweetsnor en konden we nog alleen maar in korte bitse woorden met elkaar communiceren. Met de scooter zou hij het station niet meer op tijd halen dus besloten we met de auto te gaan. Op min tien minuten vertrokken we met negentig kilometer per uur over de dijk. Ik liet een stofwolk vol bekeuringen achter me maar dat zou ik wel inhouden op het zakgeld van zoon3, de komende zestien maanden. Met één nano-seconde speling sprong hij met zijn rugzakje in de bijna wegrijdende trein richting Eindhoven.

’s Avonds laat kwam hij terug, bekaf. Wel kon hij nog erg beeldend verhalen over hoe hij enthousiast zijn rugzakje leegde op de voor hem bestemde presentatietafel. En het daarop volgende slikmomentje toen medekandidaten met complete zeecontainers binnen kwamen zeulen. Het worden spannende weken….

‘Brussel was toen nog een bruisende stad’

15 mrt

Ik ben vandaag van verbazing van een bank afgerold. Doe ik niet zo gauw, moet u weten.  Vandaar dit stukkie. Zoon3 had een kennismakingsgesprek bij een modellenbureau. Een soort van sollicitatie. Eén van mijn neven werkt al jaren als model en via hem had zijn bureau een foto van zoon3 gezien. “Goeie kop met veel potentieel”. Nou, dacht zoon3, laten we daar maar eens langsgaan, bedenkend dat als het wat zou worden het vast beter zou betalen dan zijn vakkenvulbaantje bij de Appie.

Het was alleen niet naast de deur maar helemaal in Brussel. Nou doe ik Amsterdam niet eens met de auto (Utrecht eigenlijk ook niet), laat staan Brussel. Dus stortte ik me op treinverbindingen, douanes, stratenplannen, ‘Hoe zeg ik het in België ‘ en vertrektijden. Ja, ik ging mee. Ik voelde me bijna zo’n Amerikaanse moeder die haar driejarig dochtertje meesleept naar allerlei beautycontests maar zoon3 is nog geen 18 dus voor het tekenen van een eventueel miljoenencontract moest ik wel mee.

Na drie uur treinen kwamen we in Brussel aan. Eerst zouden we lekker gaan lunchen. De hele ochtend had ik al watertandend gefantaseerd over enorme borden vol knisperende mosselen en literglazen bier maar dat wilde zoon3 niet. Nou, dat bier dan wel. Omdat we in de buurt niets konden vinden werd het een nep Big Mac in een schilferig hamburgertentje maar de honger was gestild. Op naar het modellenbureau met mijn handig uitgeprinte stratenkaartje.

Aangekomen op het juiste adres konden we de voordeur niet vinden. Ik hoor u verzuchten en “provinciaaltjes” mompelen maar het was echt zo. Het was een groezelig pand en toen wij eindelijk een soort van ingang vonden ontbrak de deurbel. Maar dat zal wel Belgisch zijn. Omdat er net iemand het pand verliet konden wij door de deur naar binnen glippen en namen de lift naar de eerste verdieping.

We werden vrolijk ontvangen en zoon3 werd meteen aan het werk gezet met een formulier waar hij al zijn gegevens en maten moest invullen. Een meneer van het modellenbureau kwam aanhuppelen met een meetlint en vroeg aan zoon3 al zijn bovenkleding uit te doen. Nu komen we aan bij dat van de bank rolmomentje.

Ik weet niet hoe het bij u thuis is maar hier werd vanaf een jaar of dertien de badkamerdeur op slot gedaan en zag ik mijn zonen eigenlijk nooit meer in verregaande staat van ontkleding. Dus toen de modellenbureaumeneer met een kreetje zei “Ow, my God” keek ik op van mijn mobiel. Nu weet ik natuurlijk dat zoon3 de afgelopen maanden bijna dagelijks de sportschool bezoekt maar ik had daar nooit zo over nagedacht. Weg was zijn poezelige lijfje dat nog zo in mijn geheugen geprint zat.

Ik zag een gigantische borstkas met van die sixpacks op zijn buik, autonoom bewegende spierbundels en verdikkingen die hij niet had toen hij net uit mijn buik kwam. Ik had een Schwarzenegger gebaard! De modellenbureaumeneer mat met begerige hand al de bovenmaten van zoon3 al moest hij het ter hoogte van zijn heupen een paar keer over doen.

En toen moest zoon3 onder de meetlat. Goddelijk lichaam of niet, hij kwam twee centimeter te kort om toe te treden tot het modellendom. Zelfs met die potentiele kop. Ietwat chagrijnig verlieten wij Brussel. En nee, wij waren niet verantwoordelijk voor die schietpartij even later. Dat was vast een terrorist die één centimeter te kort kwam.

Klapperende tanden.

1 mrt

Vanochtend wachtte ik in de wachtkamer van mijn nieuwe tandarts. Nadat ik eerst werd aangeschoten door een over behulpzaam meneertje ( U kent het type wel, altijd ongevraagd hulp en bemoeienis aanbiedend) die mij wees op het betaald parkeren in de straat waardoor ik weer de snijdende kou in moest om een kaartje uit zo’n eng apparaat te trekken, plofte ik neer op een modern leren stoeltje met zachte vullingen.

Aan de muur van de wachtkamer hing, naast totaal niet ter zake doende kunst, een plat MediaMarktachtig groot televisiebeeldscherm. Al de voor mij wachtende patiënten zaten roerloos, door zenuwen bevangen, gelaten naar het scherm te staren. Daarop werd een natuurdocumentaire van de BBC vertoond. Ik zag in de sneeuw bibberende primaten die om de beurt in een warmwaterbron sprongen en daar hele gekke gezichten bij trokken. Ik moest daar even over nadenken.

Mijn vorige tandarts had op een strategische plek op het plafond een modern kunstwerk hangen. Werd je met stoel en al langzaam achterover geheveld dan viel je blik automatisch op die poel van verfkleuren, getinte pijnscheuten en verbeelde wortelkanalen. Het angstvallig vermijden van rode verfstof deed niets af aan het feit dat ik door dat schilderij nog minder geloofde in een pijnloze behandeling. Dat werkte dus niet.

In de wachtkamer van de nieuwe tandarts speelde nog steeds de apenfilm. Nu kwam er een gigantische grijsrug gorilla langs een boomstam naar beneden geklauterd. Daar aangekomen zette hij zijn vervaarlijke tanden bijna meteen in de billen van een pubergorilla die wat te stoer liep te doen. Eén wachtende patiënt verloor de controle over zijn blaas en vertrok naar het toilet, een mevrouw met een muurvast gemetselde glimlach (U kent het type wel, de altijd lief glimlachende buurvrouw waar je na tien minuten de kriebels van krijgt) verbleekte en liet haar mondhoeken onbewust naar beneden zakken.

Omdat ik wist dat mijn behandeling dit keer alleen een soort kennismaking betrof waar geen boren en beitels aan te pas zouden komen, bleef ik bedaard en geamuseerd naar het apenfilmpje kijken. Achter elkaar werden de wachtende slachtoffers afgevoerd naar de martelkamertjes, ik glimlachte superieur. Bovendien had ik ooit die cursus Tandarts Assistente gedaan en kon altijd nog schermen met de naam van mijn vader. Ha! Mijn zenuwen zouden echt niet op hol slaan.

Totdat de tandarts zijn hoofd om de hoek stak en mijn naam opriep. Het was het knappe broertje van de tandenfee! Een combinatie van George Clooney, Marlon Brando en Sidney Poitier! Mijn knieën knikten, mijn bravoure verdween en ik kon alleen nog maar stamelen: “Me Jane, you Tarzan? “.

De jongste.

19 feb

Dat had ik nou nooit gedacht. Dat ik van alle drie mijn zonen bij de derde zou denken “Ga jij alsjeblieft heel snel op kamers wonen”.  Hij is de jongste en volgens kinderpsychologische statistieken het lievelingetje, het makkelijke kind, de lolbroek. Nou, dat was toen maar nu niet meer. Waarschijnlijk omdat hij vroeger teveel geknuffeld en gepamperd werd heeft meneer nu een ego van jewelste. Tijdens het avondeten, meestal het enige moment dat we hem in levende vorm mogen aanschouwen, heeft hij alleen maar kritiek op alles. Op zijn broers die sociaal gezien wat minder vlot zijn dan hij is, op de levensstijl in huis, op hinten dat hij nu toch echt moet gaan leren voor zijn examens, op alles.

Hij vindt zichzelf een man van de wereld op zijn zeventiende  en vergeet en passant dat hij ’s ochtends kan mekkeren over een wit t-shirt dat hij beslist aan moet vandaag maar dat al een week als oud vuil onder zijn bed gemoffeld ligt. En bellen vanuit een hippe kledingzaak in Arnhem. Hij mist net een tientje, of ik dat effe snel wil overmaken naar zijn rekening.

Stoere verhalen over hoe hij doet tegenover leraren op school om vooral indruk te maken op zijn broers  en zijn ouders. Zo doorzichtig. Want eigenlijk is het nog steeds ons knuffelkind. Vragen zijn grote broers zich verontrust af waar hij is om twee uur ’s nachts en leggen ze met liefde scheikunde uit, de volgende dag.

Toen zoon3 vier jaar was klampte hij zich vast aan mijn been en zei:  “Jij bent mijn vriend”. Dat ben ik nog steeds gelukkig.  Als hij zwaar in de shit zit komt hij naar mij toe om hulp. Daar zal ik hem nooit mee confronteren, ik ben een moeder. Maar dat neemt niet weg dat ik denk dat het voor de sfeer in huis inderdaad goed zou zijn dat zoon3 op kamers gaat.

Ik ben zijn vriend, ik zal altijd achter hem staan, kom aan mijn kind en ik kom aan jou.  Maar het is beter dat hij straks zijn zaakjes zelf moet regelen. Maar aan mijn been klampen en zeggen dat hij mijn vriend is mag hij blijven doen.

Foebel en zo.

15 feb

Eindelijk ging er weer eens een vrouw mee met mijn Goffert visiterende clubje. Dat juicht toch anders dan ik in mijn eentje tussen mannen verkleed als  hooligans en boe-toeters. Galant als de heren waren stonden ze de twee zitplaatsen aan ons af en gingen zelf als jonge chimpansees alvast joelend aan de dakspanten van het stadion hangen.

Ongewild was ik al weken de mascotte van de heren want iedere wedstrijd waar ik bij aanwezig was, won NEC glansrijk. U begrijpt dat deze verantwoordelijkheid steeds zwaarder op mijn schouders drukte en aangezien de wedstrijd van die avond tegen PSV was hield ik rekening met eventuele represaille maatregelen en erger. Maar toch, Feyenoord was eerder verslagen in de Bloedkuul dus je wist maar nooit. Al begrijp ik nu dat Feyenoord eigenlijk overal wordt verslagen op dit moment maar dat wist ik toen nog niet.

Isa en ik waren er klaar voor! (Helaas werd ik niet gefouilleerd, zij wel, de bofkont.) Een andere domper was natuurlijk het ontbreken van Christian Santos want die heeft toch wel een erg leuk koppie. En ja, hij schijnt er ook wel eens eentje in te schieten. Na een degelijke analyse van de wel opgestelde spelers waren we al zo’n vijftien minuten in de wedstrijd gevorderd. “Nou” zeiden we tegen elkaar “We hebben voorlopig mooie kansen gehad!” en “Die bal had er in gemoeten!!”

Tevreden bekeken wij het schouwspel en stonden op de juiste momenten op om “Oei!!!”  te schreeuwen en “Boeoeoe!!” als er een NEC-er getackeld werd. We werden even afgeleid om dat ik moest vertellen dat ik een teckel wilde maar al gauw zaten we weer in de wedstrijd. Zelfs nog eerder dan de mannen om ons heen sprongen wij uit onze kuipjes en schreeuwden “Hands!!” of “Buitenspel!”. Ja, die regel kennen wij, ja?

Even dreigde er iets fout te gaan toen ik bij een bijna doelpunt van NEC een arm naast mij vastgreep en zo hard kneep dat de bloedstoevoer stopte. Op zich nog niet zo heel erg ware het niet dat het de arm van een nors kijkende steward was. Je weet wel, zo’n man in het geel met nog net geen pistool in zijn holster. “Kalm aan, mevrouwtje” sprak hij vaderlijk en trok zijn jasje weer recht.

Maar goed, toen vielen er wat tegendoelpunten in de Goffert en werden de hoop en spanning geleidelijk aan minder. Isa en ik bleven echter volhouden en bespraken wat strategieën. Helaas hoorde Faber dit niet en eindigde de wedstrijd met 0-3. Wij kwamen tot de conclusie dat, al willen mannen ons anders doen geloven, voetbal geen hogere wiskunde is.

Daarom bieden Isa en ik ons aan om NEC naar het Europees voetbal te coachen. Doen we voor niks met wat milde secundaire arbeidsvoorwaarden zoals bruis en bubbelbaden met het team en een handtekening van Santos op onze rechterbillen.